De hunebedden van Rolde

De oudste beschrijving van de Drentse hunebedden was in 1547 over de Rolder hunebedden D17 en D18. Bijna drie eeuwen later, in 1847, wilde de boermarke van Rolde de beide hunebedden openbaar verkopen. Echter na protest van de Gedupeerde Staten van Drenthe, en na een advies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken werd de openbare verkoop verhinderd. Het Rijk kocht in 1872 eerst hunebed D17 en het jaar erop hunebed D18 voor het totale bedrag van 150 gulden (= 68 euro) van de Boermarke van Rolde. Het Rijk wilde de beide hunebedden als archeologisch monument bewaren. Sinds 1990 is de provincie Drenthe de nieuwe eigenaar van de beide hunebedden. Eén jaar later werden beide hunebedden wettelijk beschermd.

Hunebed D18
Het hunebed D18 is gebouwd in de Drouwenerfase (3.400 tot 2.700 voor Chr.) door het Trechterbekervolk. In deze fase werden de doden gecremeerd, nadat de doden gecremeerd waren werd het as in potten gedaan. Om vervolgens de urn op te vullen met witte pasta van fijngewreven verbrand bot. Hunebed D18 ziet er netjes uit, maar wie het van dichtbij bekijkt, ziet dat de roestvrij stalen pennen 2 van de 7 dekstenen op hun plaats houden. De 14 zij- en 2 sluitstenen zijn compleet. De oostelijke sluitsteen ligt op 105 kompasgraden en de westelijke sluitsteen op 285 kompasgraden. De poort ligt op het zuiden en heeft twee niet opvallende zijstenen. Onder de 1ste deksteen vinden we het leycentrum met 27 leylijnen. Circa 50m verder ligt:

Hunebed D17 ‘de Duyvelskot’
Omstreeks het jaar 1706 hebben de notabelen S. Kymmell en S. Hofstede opgravingen in dit hunebed gedaan. In hun verslag schrijven zij onder andere:“t is al de werelt bekent, dat te Rolde op den Esch agter de kerk twee grote steenstapels zyn en “t Ondersoeken der Roomsche lykbussen zo als deselve onder de Rolder steenstapels den 12 Augusti door de Heer Schultus Kymmell en my S. Hofstede zyn uitgedolven”. De 1ste restauratie van dit hunebed was in 1873. Ruim een eeuw later werd hunebed D17 opnieuw gerestaureerd. Dit hunebed heeft 8 dekstenen waarvan er 7 van hun plaats gegleden zijn. Er staan 15 zij – en 2 sluitstenen. De oostelijke sluitsteen ligt op 86 kompasgraden en de westelijke sluitsteen ligt op 266 kompasgraden. De poort ligt op het zuiden en heeft 2 zijstenen. In het grote hunebed staat een holle eik, die door de bliksem uitgehold is. Deze holle eik leeft nog en heeft tot heden steeds een groen bladerdak.
Ter hoogte van de 3de deksteen is het leycentrum met 49 leylijnen.

Hercules
Wat was de reden om de 1ste houten kerk van Rolde niet boven op de 2 hunebedden te bouwen? Volgens het Edict van Theodosius uit 392 moesten bovenop heidense heiligdommen kerken gebouwd worden. (Een edict is een rooms-katholieke verordening). Omstreeks 601 werd dit bekrachtigd door Paus Gregorius I in een brief aan de Ierse, Schotse- en Engelse predikers. Volgens middeleeuwse geschriften werden in de vroege middeleeuwen (500 tot 1.100 na Chr.) in Nederland regelmatig door predikers kerken en kloosters bovenop heidense heiligdommen gebouwd. Welk mysterie hangt er rondom de beide hunebedden? En hoe kreeg hunebed D17 zijn naam de ‘Duyvelskotte’? Volgens historici zou: ‘Duyvelskot’ het huis van de duivel kunnen betekenen. Is dit hunebed het huis van de duivel? Het Drentse woord duvel betekent niet alleen ‘duivel’, maar ook ‘bliksem’ en ‘dondersteen’! Vanaf de 16de eeuw kwamen tijdens opgravingen bij de beide Rolder hunebedden stenen bijlen te voorschijn. Men omschreef deze stenen bijlen als ‘donderstenen’ die door de Germaanse god Donar achtergelaten waren. Donar was de god van de vruchtbaarheid en de bliksem. Zijn attribuut was een hamer waarmee hij de donder deed rollen. Dus het hunebed D17 is ‘het huis van Donar’. Zou dit iets maken hebben met een heilig bos dat gewijd is aan het licht? Plekken waar het ‘heidense licht’ overheerste, werden vooral aan kosmische, mannelijke goden gewijd. Volgens oude Romeinse geschriften zond de Romeinse keizer Nero Claudius Drusus in het jaar 9 voor Chr., vanaf de rivier de Eems (Duitsland) verkenners naar het gebied Trenteri (= Drenthe). Toen de Romeinse verkenners de beide hunebedden bij Rolde zagen, dachten zij dat deze hunebedkeien opgestapeld waren door Hercules. (Geschriften uit de 16de eeuw melden over ‘de Zuilen van Hercules’ bij Rolde). Het is bekend dat er op heilige plaatsen zogenaamde beeldzuilen stonden die in de vroege middeleeuwen vermeld werden als idolen et simlacri. Bij elk van de twee Roldense hunebedden stond zo’n zuil. Bovenop de ene zuil stond het beeld van Donar en op de ander zuil het beeld van Tiwaz, de Germaanse god van recht en oorlog. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus kwamen Germaanse landsvergaderingen bijeen in heilige bossen, zo ook bij de 2 hunebedden in Rolde.

Roodbos
Omstreeks 1185 werd er in een akte geschreven over Rotlo, dit betekent ‘roodbos’. Dat zou kunnen betekenen dat er bij één van hunebedden witte paarden geofferd werden aan Donar. Bij Germanen waren witte paarden heilige dieren. En dat de 1ste christenen dit niet verboden! Ruim een eeuw later, in 1298, was er een vermelding over apud Roetlo, dit betekent ‘gerooid roodbos’. Zou dit hebben kunnen betekenen dat de bisschop Willem II Berthout van Mechelen het Germaanse heilige vergaderbos met eiken en hazelaars door zijn Brabantse soldaten liet omhakken? Bisschop Willem II Berthout kwam uit een zeer machtige adellijke familie in het middeleeuwse hertogdom Brabant. Volgens een 16de eeuwse verhaal werden vreemdelingen, bij voorkeur Brabanders, na een volksrechtspraak onder het hunebed ‘de Duyvelskot’ te schande gemaakt. Opmerkelijk is dat de Germaanse landsvergadering in hetzelfde jaar dat de het heilige bos omgehakt werd, verplaatst werd naar het ‘Verbande Bos’ (het tegenwoordige Balloo, bij Rolde). Waarom werden de beide Roldense hunebedden gespaard? Volgens het volksgeloof was de ingang van het hunebed D17 de ingang van de hellepoort. Bij de ingang van dit hunebed stond vermoedelijk het beeld van Tiwaz, de Germaanse god van rechtspraak, die de hellehond doodde en daarbij zelf ook werd gedood.

De gevorkte wichelroede
Naast de heilige eik was ook de hazelaar een heilige boom bij de Germanen. De gewone wilde hazelaar kwam in die tijd veelvuldig voor in de Germaanse heilige bossen. De hazelaar houdt van de zon, vandaar dat men deze boom niet als ‘onderhout’ in de bossen ziet. In de middeleeuwen werd hij op de grenzen van de akkers als zogenaamde akkermaalshout geplant, waarna er nieuwe scheuten op de stammetjes ontsproten. Naast de eik was óók de hazelaar gewijd aan Donar. De hazelaar was voor de Germanen het zinnebeeld van de geboorte en het leven na de dood. Het was voor hen een magische boom die op zonnige winterdagen het gouden stuifmeel – dat de bevruchting bewerkstelligt – in gouden flonkerende wolkjes loost. Dit was het eerste teken van de wedergeboorte. Aan de gevorkte takjes van de hazelaar werden door de Germanen, en ook later tot einde van de 18de eeuw toverkrachten toegekend. Het gevorkte takje dat onder bepaalde voorwaarden, op de juiste datum en het juiste uur, werd gesneden, deed elke wens van de gelukkige bezitter in vervulling gaan. Naast het opsporen van positieve krachtplaatsen (= leycentra), werd de gevorkte tak door de Germanen ook gebruikt voor het opsporen van de in de aarde verborgen water- en ertslagen. Ook gebruikten de Germanen de takjes van de hazelaar om het lot te werpen. Volgens middeleeuwse overleveringen zou een hazelaarstruik Maria beschermd hebben tegen de bliksem. Daarom plantte de middeleeuwers bij hun huizen en boerderijen struiken van de hazelaar, om zich te beschermen tegen bliksem.
Tekst:   amateurhistoricus  en pseudowetenschapper Chris Zoet

[ Volgens journalist Lammert Huizing, is paragnost Chris Zoet.  Een enfant terrible, die de wetenschappelijke historici en archeologen prikkelt tot nadenken.]