wichelroedelopen en leylijnen

Inleiding           

In de 8 ste eeuw voor Christus schreef de Griek, Heriodus in zijn boek Theogonia één van de belangrijkste Griekse scheppingsmythen. Het verhaal gaat over de oorsprong van de goden en godinnen en Chaos. In het oud-Grieks betekent Chaos “onmetelijk, in nevelen gehuld en in Het Begin aanwezig zijn“. Uit Chaos verschenen Eros, de vruchtbare en Gaia met de volle borsten. Tevens bracht Chaos Nacht en Erebos voort, de krachten van de duisternis. Op hun beurt schiepen Nacht en Erebos weer Ether en Hermera, de krachten van Licht en Dag. Gaia schiep de hoge bergen en de zee en baarde Ouranos (= de dierenriem aan het firmament). Gaia en Ouranos zijn de Aardemoeder en de Hemelvader van de Oude Wereld. De Engelse hoogleraar in de natuurkunde prof. dr. Jim Lovelock te Oxford en de Griekse prof. dr. Elisabeth Sahtouris ontdekten in de jaren zeventig en tachtig dat de aarde een levend lichaam is. Proffesor. dr. Lovelock en prof. dr. Sathouris noemden het levend lichaam Gaia.

Leylijnen                                                                                                                                                                                     

Johannes  Zoet en Ton van der Leeden  kwamen tijdens hun onderzoek in 2001 tot de volgende conclusie: Net zoals ons lichaam, heeft de Aarde ook een aura met chakra’s. Bij de aarde is dit een netwerk van onzichtbare energielijnen en meridianen, dit zijn o.a. leylijnen. Leylijnen zijn zeer positieve energiebanen die min of meer kaarsrecht langs het aardoppervlak stromen. Ze zijn ongeveer een meter breed en een meter hoog, en je kunt ze zien als kanalen waardoorheen kosmische energie vloeit. Deze kosmische energie van hoge frequenties belevendigt onze aarde en daar waar deze zogenaamde etherische energielijnen elkaar kruisen ontstaan knooppunten van energie, de Aardse chakra’s en deze noemen wij leycentra. Eigenlijk zijn de leylijnen en de leycentra goed vergelijkbaar met de meridianen en de acupunctuurpunten van het menselijke lichaam waar eveneens de levensenergie van de mens doorheen stroomt. Dus bevinden de leylijnen en de leycentra in de Aarde-aura. En wel in het gebied, dat zich het dichtste bij de stof bevindt, in de etherische aura van onze planeet Aarde”.

Deze leylijnen en leycentra zijn op te sporen met de wichelroeden, pendel of lehner antenne. Zelfs vanuit een gesloten auto of trein kan men met behulp van de wichelroeden de leycentra op afstand vinden. Sommige mensen nemen de leylijnen en leycentra zelfs zonder deze hulpmiddelen waar.

Een leycentrum van deze etherische energie is goed vergelijkbaar met een draaikolk in het water. De energie van een leycentrum is rechtsom draaiend wanneer als kosmisch injectiepunt daar de levensenergie naar binnen stroomt. Als een leycentrum rechtsom draait, heeft de mannelijke energie en als het leycentrum links omdraait, heeft de vrouwelijke energie. Een leycentrum is dus een magnetisch pooltje of ‘aarde-chakra’. De mens is zich altijd van deze plekken van verhoogde levensenergie bewust geweest, en is zich daarop gaan vestigen. Een leycentrum werkt ook duidelijk energie verhogend voor diegene, die daar een poosje vertoeft. Het omgekeerde is echter ook waar, daar waar beschavingen ontstonden, werden door de gebundelde krachten van daar wonende mensen zulke plekken van verhoogde levensenergie gecreëerd. Het is de draaiende kracht die gezondheid betekend voor zowel het lichaam van de Aardemoeder (Gaia) als voor alles wat leeft en zich bevindt in de buurt van een dergelijk positieve knooppunt. Kosmische energie stroomt dan naar binnen. Bomen zoals: de eik, linde en beuk groeien weldadig op een leycentrum. Dieren zoals: koeien, paarden, schapen en honden zoeken via hun instinct een leylijn of een leycentrum op. Zoet ontdekte dat honden via hun chakra in de neus, de leylijnen opsporen en op de leylijnen willen poepen. Of op deze leylijnen willen slapen. Ook andere dieren maken gebruik van leylijnen; paarden, koeien, schapen en duiven ( duiven vliegen via leylijnen naar hun ‘home’). En insecten; bijen en rode bosmieren.  Andere insecten; wespen en de huismieren maken juist hun nesten op aardstralen.

De kracht en het effect van een leycentrum                                                                                                                  

De draaikolkvormige etherische energie van een leycentrum is meestal rechtsdraaiend en in sommige gevallen is het leycentrum linksdraaiend. Beide draairichtingen zijn uitingen van positieve energie. Het is die draaiende kracht die gezondheid betekent voor zowel voor de Aardemoeder, als voor alles wat leeft en zich bevindt in de buurt van een dergelijk energieknooppunt. De kosmische energie van het leycentrum stroomt dan naar binnen. Een leycentrum kan soms een sterke uitstraling hebben en een andere keer een zwakke uitstraling. Bij volle maan is de energie van het leycentrum sterker.

Geschiedenis van het wichelroedelopen                                                                                                                    

Günter Schneck schreef een artikel in het tijdschrift van het Britse Genootschap van Wichelroedenlopers (Britisch Society of Dowsers) over het bewijs dat er al in het mesolithicum (= de middensteentijd, 8.800 tot 4.900 voor Chr.) met de wichelroede werd gelopen. Het artikel ging over de ijsman van Ötzi, die in 1991 gevonden is in de Ötztaler Alpen, in Tirol, op in de buurt van de grens Oostenrijk en Italië. Via door de archeologen gebruikte C14 methode kwam men in de jaren negentig achter, dat de in het ijs gevonden mummie in 5.300 jaar voor Christus leefde. Volgens Schneck had de ijsmummie een houten stokje bij zich van 12 cm lang en 2,6 cm breed, het ene uiteinde had een punt en het andere uiteinde was doorboord. Schneck vermoedt dat dit stokje door de ijsmummie was gebruikt om te pendelen.

De Chinese keizers hadden geomanten (= iemand die de leer van het magnetisme beheerst) in dienst, die met behulp van wichelroeden, magnetisch kompas en Feng-shui kennis uit moesten zoeken waar huizen gebouwd konden worden. Eind vorige eeuw hebben Franse archeologen in Bretagne diversen L-vormige houten wichelroeden van Kelten gevonden. Het waren twee stukjes hout van een hazelaar, die met stukjes leer met elkaar verbonden waren.

Vanaf 1966 tot 1988 deed de Engelsman Hamish Miller, die behalve smid ook wichelroedenloper was onderzoek naar de zgn. St. Michael’s line. Hij beschrijft in zijn boek The Sun and the Serpent dat hij de lange St. Michael’s line vanaf de St. Michael’s Mount in het uiterste westen van Cornwall ging volgen. Deze kilometers lange lijn ligt o.a. over de magische stad Glastonbury, de steencirkelplaats Avebury, Norfolk en eindigde aan de oostkust bij Hopton eindigde. Omstreeks 1900 ontdekte de Duitser Josef Heinsch dat de leylijnen (in het Duits Kraftlinien) op voorchristelijke heiligdommen met elkaar verbonden waren. Een andere tijdsgenoot, de Duitser dr. Herbert Röhrig, onderzocht leylijnen die N-Z en O-W lopen. Hij noemde deze leylijnen Heilige Linien, waarbij de kerken belangrijk voor hem waren. De Oostenrijkse hoogleraar dr. Jörg Purner promoveerde in de jaren ’90 van de vorige eeuw aan de universiteit van Innsbruck (faculteit bouwkunde) op zoek naar leylijnen in de oudste kerken van Europa. Purner ontdekte dat de lengte-as van een kerk altijd op een leylijn staat. En dat in de meeste gevallen het knooppunt het altaar moet zijn. De lengteas loopt meestal west-oost met de toren in het westen en het altaar in het oosten.

Copyright ©2005  Johannes  Zoet & ton van der Leeden